Ademhalingscontrole

Zorgen voor de ademhalingsspieren

Jongens hebben meestal geen moeite met ademhalen of hoesten als ze nog kunnen lopen. Omdat de ademhalingsspieren worden aangetast als jongens met DMD ouder worden, lopen ze het risico op infecties op de borst, vaak als gevolg van een inefficiënte hoest. Later ontwikkelen ze problemen met hun ademhaling tijdens het slapen. Als ze ouder zijn, kunnen ze ook overdag hulp nodig hebben met de ademhaling. Aangezien een verergering van problemen in fases verloopt, is een planmatige en proactieve aanpak van de zorg voor de ademhaling mogelijk op basis van passend toezicht, preventie en behandelingen. Het team moet een arts en therapeut bevatten met de vaardigheid tot het leveren van niet-invasieve beademing en de bijbehorende technieken voor het verhogen van de hoeveelheid lucht in de longen (longinhoud verwerving), en handmatig en mechanisch hulp bij het hoesten.

Belangrijke feiten om te onthouden

  1. Bewaar een kopie van uw zoons laatste ademhalingstest om te laten zien aan elke arts die voor hem zorgt.
  2. Uw zoon mag nooit geïnhaleerde verdoving of het geneesmiddel succinylcholine krijgen.
  3. De longfunctie van uw zoon zal voor een operatie moeten worden gecontroleerd. Het is goed om latente problemen op te pikken, zodat er snel kan worden behandeld.
  4. Uw zoon heeft hulp nodig tijdens het hoesten en antibiotica nodig indien hij een longontsteking heeft.
  5. Symptomen van hypoventilatie en zwakke hoest, dienen gecontroleerd te worden en te worden gerapporteerd aan de medische zorgverleners, zodat de behandeling kan worden gestart.
  6. Als het zuurstofgehalte van uw zoon daalt wanneer hij is ziek of gewond raakt, moet de arts zeer voorzichtig zijn in het geven van zuurstof omdat dit een situatie kan opleveren waarin zijn drang om te ademen afneemt.

Information based on consensus statement (published in January 2010)